De euro is de Europese valuta die door 16 lidstaten van de Europese Unie
gevoerd wordt als de nationale munt.
In Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië,
Oostenrijk, Duitsland, Cyprus, Griekenland, Finland, Ierland, Slowakije,
Slovenië en Malta wordt betaald met de euro.
Introductie
De euro werd officiëel geïntroduceerd als (giraal) betaalmiddel op 1 januari
1999 en verving de European Currency Unit (ECU). Op 1 januari 2002 kwamen
bankbiljetten en munten in omloop en verving de euro definitief de nationale
valuta van de Eurozone-landen.
De beslissing om de euro in te voeren werd genomen in het Verdrag van
Maastricht in 1992. Ongeveer 325 miljoen mensen in de Europese Unie
gebruiken nu de euro. Andere landen willen graag toetreden tot de Eurozone
en ook de euro voeren. Hieronder vallen Estland, Letland, Litouwen,
Tsjechië, Polen, Hongarije, Roemenië en Bulgarije (zie ook de slideshow
‘Zijn dit de nieuwe Griekenlanden?’).
Drie soevereine gebieden mogen de euro ook voeren, al zijn ze geen lid van de
Eurozone: het Vaticaan, San Marino en Monaco.
Er zijn landen buiten het Europese continent die hun nationale munt koppelen
aan de euro, zoals Marokko en een reeks Afrikaanse landen.
Europese Monetaire Unie (EMU)
De landen van de EMU, ook wel de Eurozone genoemd, hebben de macht van hun
nationale banken om rentestanden te bepalen overgeheveld naar de Europese
Centrale Bank, gebaseerd in Frankfurt. Die heeft als officiëel doel het
beteugelen van inflatie. Daarnaast ontwerpt en de ECB de bankbiljetten en
munten, en houdt het met de nationale centrale banken het
euro-betalingssysteem in stand.
De directeuren van de nationale centrale banken zitten aan bij vergaderingen
van de ECB, die geleid worden door ECB-president Jean-Claude Trichet. Die
samenwerking wordt ook wel het Eurosysteem genoemd.
De ECB neemt beslissingen over de rentestanden in Europa. Sinds de
kredietcrisis van 2008 en 2009, toen de internationale kapitaalmarkten op
slot gingen en banken onderling niet meer aan elkaar leenden, heeft de ECB
ook de functie van goedkope geldlener gekregen. Europese banken konden tegen
zeer lage rente miljarden lenen bij de Europese Centrale Bank, in een poging
het geldverkeer weer in beweging te krijgen.
De politieke leiding over de Europese Monetaire Unie is in handen van de Euro
Groep van ministers. Dit is een van oorsprong informele groep, bestaande uit
de ministers van Financiën uit de EMU-landen. Deze ministers komen
maandelijks bij elkaar en bespreken dan lopende zaken. De voorzitter van de
Europese Centrale Bank schuift ook aan, maar heeft geen stemrecht.
Vervolgens worden de besproken zaken een dag later afgehamerd tijdens de
Ecofin-vergadering.
Die afkorting staat voor de Economic and Financial Affairs Council, waar de
ministers van Financiën en Economische Zaken van de EU-landen bij elkaar
komen. Deze raad betreft echter de gehele Europese Unie. Tijdens stemmingen
over zaken die de Eurozone aan gaan, mogen alleen ministers uit die landen
meestemmen.
Stabiliteitspact
De Euro Groep heeft ook invloed op het Stabiliteitspact, dat ingesteld werd
voor de Eurozone-landen om de staatsfinanciën op orde te houden.
Uiteindelijk is het de Raad van Ministers, bestaande uit de staatshoofden,
die hierover echt aan de touwtjes trekken, maar de ministers van Financiën
regelen doorgaans wat nodig is zonder dat de premiers en presidenten erbij
betrokken hoeven te worden.
Het Stabiliteitspact moet de sterkte van de euro waarborgen. Doordat het één
munt betreft die in de hele Eurozone wordt gebruikt, kunnen nationale
overheden niet meer zelfstandig de munt devalueren of rente verhogen danwel
verlagen. Die verantwoordelijkheid is overgedragen aan de ECB. Maar om de
euro sterk te houden was een instrument nodig, en dat werd het
Stabiliteitspact.
Het pact moet ervoor zorgen dat de overheidsfinanciën van de lidstaten op orde
blijven. Alleen op die manier wordt de kracht van de euro gewaarborgd.
Europese landen geven immers staatsobligaties uit. De euro drijft op de
waarde van de obligaties en het vertrouwen in de munt. Met name Duitse
staatsobligaties - Bunds - spelen een sleutelrol daar de Duitse economie de
grootste van de EU is.
Sancties
De twee belangrijkste regels van het pact zijn dat het begrotingstekort nooit
groter mag zijn dan 3 procent van het bruto binnenlands product (BNP). De
staatsschuld mag ook niet hoger zijn dan 60 procent van het BNP. Er zijn
staten die nooit aan de regels hebben kunnen voldoen. Volgens het pact mag
de Europese Commissie sancties, zoals boetes, opleggen aan landen die zich
niet aan de regels houden. Maar op instigatie van onder andere Frankrijk
werd in 2005 besloten de teugels wat te laten vieren, zeker in economisch
moeilijke tijden wanneer overheden met investeringen de economie wensen te
stimuleren.
De regels bleven bestaan, maar de sancties worden minder snel toegepast.
Vanwege de kredietcrisis en de daarop volgende zware recessie, werd het
sanctie-systeem officieus helemaal in de ijskast gezet.
Zwakke plekken
De euro is inmiddels, na de dollar, de tweede munt van de planeet. In veel
landen in de wereld is hij welkom als reserve-munt of zelfs officiëel
betaalmiddel, zoals in Montenegro en Kosovo. Dankzij de sterke waarde van de
euro wordt hij wel eens genoemd als vervanger van de dollar op de
wereldmarkten. Zoals voor olie. Zo ver is het nog niet gekomen.
Maar hoewel sterk is de euro niet onkwetsbaar. De problemen met Griekenland in
de eerste maanden van 2010 bewijzen het gelijk van de opstellers van de
regels van het Stabiliteitspact: als één euro-land in de problemen komt, kan
dat in de financiële markten aanleiding zijn om het vertrouwen in de euro te
verliezen. De euro wordt verkocht, het euro-aanbod neemt toe, dus daalt de
vraag en daardoor de waarde.
Het probleem kan niet makkelijk worden opgelost. Zoals met vrijwel alles is
ook de waarde van een valuta op de open markten een kwestie van vertrouwen.
Hoewel de EU wel vaart bij een sterke euro - het maakt het goedkoper voor
Eurozone-landen om grondstoffen in te kopen, die doorgaans in goedkopere
dollars zijn gedenomineerd - zien EU-landen en de Europese Commissie het
zelf niet zo zitten om Griekenland financieel te gaan steunen.
'Moral hazard'
Als de gedachte postvat dat je toch wel gered wordt als je verkeerd beleid
voert, dan kan dat voor andere landen met twijfelachtige overheidsfinanciën
reden zijn om de teugels te laten vieren. Het was juist dit soort denken dat
sommige grote (en inmiddels omgevallen of overgenomen) banken ertoe bracht
om teveel risico's te gaan nemen, wat leidde tot de kredietcrisis.
Daarbij is het misschien niet zo heel erg als de euro iets van zijn waarde
verliest. Dat zal de export van de Eurozone-landen ten goede komen. Want nu
geldt: hoe duurder de euro, hoe duurder producten die in euro's moeten
worden afgerekend.
Op 2 mei besloten de ministers van Financiën van de landen van de Eurozone
samen met het IMF Griekenland toch te steunen. In totaal werd voor de
komende drie jaar een voorwaardelijk krediet van 110 miljard euro toegezegd,
waarvan 80 miljard euro door de EU. Maar dat bleek niet genoeg om de crisis
rond de overheidsschulden te bezweren. De euro verzwakte ten opzichte van
andere valuta.
Op zondag 9 mei besloten de eurolanden tot de instelling van een garantiefonds
van in totaal 750 miljar euro voor eurolanden die in de problemen komen. Dit
gebeurt in samenwerking met het IMF, dat strenge voorwaarden kan stellen aan
landen. De rust keerde weer op markten en de koers van de euro herstelde
zich.
Uitbreiding
De komende jaren zal de euro in meer landen verschijnen, al is de introductie
in de meeste gevallen uitgesteld door de strenge toelatingseisen en de sterk
verslechterde positie van overheidsfinanciën in kandidaat-landen door de
kredietcrisis en de recessie.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl